Spannend! – Verborgen misverstanden

Het woord “spannend” bestaat zowel in het Nederlands als in het Duits.

Het is echt boeiend om te ontdekken hoe vergelijkbaar en hoe verschillend deze woorden in beide talen zijn en hoezeer de semantiek, d.w.z. de betekenis van het woord, duidelijk afhangt van de culturele interpretatie van een en hetzelfde fenomeen.

“Spannend” gaat in beide talen terug op dezelfde basisbetekenis: iets is strak getrokken, d.w.z. niet los, maar zo uitgerekt of uit elkaar getrokken dat het glad, strak, stevig is. Dit heeft te maken met druk: het materiaal wordt onder zoveel druk gezet dat het voorwerp dat ervan gemaakt is net niet scheurt, barst of versplintert.

Het woordenboek van Duden definieert fysieke spanning als „Kraft im Innern eines elastischen Körpers, die gegen seine durch Einwirkung äußerer Kräfte entstandene Form wirkt.“

Deze fysieke term wordt in beide talen vaak ook metaforisch gebruikt om gemoedstoestanden te beschrijven: “Dat vind ik spannend” of “das finde ich spannend”.

Je zou denken dat beide uitdrukkingen ook in metaforische toepassing ongeveer hetzelfde betekenen. Maar verre van dat. In het Nederlands wordt de uitdrukking “dat vind ik spannend” gebruikt om aan te geven dat je nerveus en gespannen bent of zelfs bezorgd en licht gestrest. Dit is geenszins bedoeld als prettig of positief.

Als je daarentegen in het Duits zegt “das finde ich spannend!”, druk je iets heel positiefs uit: je geeft aan dat je iets boeiend, interessant, stimulerend of inspirerend vindt.

We kunnen alleen maar speculeren waarom dit zo is en hoe het komt: zouden Nederlanders de neiging hebben om de toestand van innerlijke, mentale spanning als onaangenaam te ervaren, terwijl het in Duitstalige landen eerder positief en wenselijk is? Een leuk onderwerp voor in de kroeg.

Maar we moeten niet voorbijgaan aan de misverstanden die vaak worden veroorzaakt door dit ernstige verschil in betekenis. Misverstanden, die vaak onopgemerkt blijven en daarom verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Zo kan het gebeuren dat een Duits bedrijf een order misloopt omdat de Duitse zakenpartner in uitbundig enthousiasme heeft gezegd: “Das finde ich spannend!” en de Nederlandse klant begrijpt: “Dat vinden zij spannend, dat durven zij niet aan, dat is te groot voor hun!”. Jammer voor beide partijen – „aber ziemlich spannend, oder?“

Let ook op met deze zinnen!

D: „ich bin gespannt“ = NL: „ik ben benieuwd, nieuwsgierig”

NL: „ik ben gespannen“ = D: „ich bin angespannt, verkrampft“

NL: „dat vind ik spannend“ = D: „das macht mich nervös, das stresst mich”

D: „das finde ich spannend“ = NL: „dat vind ik boeiend, interessant, inspirerend“

Duitse taal prefabs

Taal bestaat uit woordjes en uit regels, het lexicon en de grammatica. Met behulp van de regels kun je de woordjes zo naast elkaar zetten dat er correcte zinnen ontstaan.

Zo de gangbare theorie over taal, die het spreken ziet als een samenspel/wisselspel tussen het herinneren van woordbetekenissen en het berekenen van mogelijke combinaties.

Als deze theorie klopt, dan zou je in principe met een eindig aantal woorden en regels een oneindige aantal zinnen kunnen maken en op die manier alles zeggen, wat je maar wilt zeggen. Ook in een vreemde taal. Dus met wat tijd zou je een taal compleet – woord voor woord – zelf kunnen „maken“.

Ik heb een keer op deze manier een Engelse tekst geschreven: met behulp van het woordenboek en mijn schoolkennis van de Engelse grammatica en  – heel veel tijd.

Ik was trots op mijn eerste Engelse „paper“ maar ook een beetje onzeker, of alles wel klopte. Omdat er toen nog geen internet was, dus ook geen spelling check of deepl of google translate, liet ik het aan een native speaker zien om ernaar te kijken en de nodige correcties aan te brengen. Tot mijn allergrootste verbazing en vreugde zat er maar weinig rood in de tekst toen ik hem terug kreeg. Dus vroeg ik aan de Engelse vriendin hoe dat kwam, en of ze wel streng genoeg gekeken had. Ze zij toen beleefd en vriendelijk, dat er echt niet veel fouten te vinden waren geweest „but“ – en nu kwam de vernederende donderslag –  „of course it’s not English“. 

Het wordt de laatste decennia in de linguistische wetenschappen steeds duidelijker, dat taal niet (alleen of voornamelijk) geproduceerd wordt op de boven beschreven manier. 

Een mens is geen computer en taal is meer, veel meer dan „woordjes + regels“.

Vaste verbindingen en idiomatische uitdrukkingen, taalformules, frases, collocaties, gezegdes, spreekwoorden komen steeds meer in beeld als „prefabs” van de taal, die als geheel opgeslagen en naar behoefte uit het magazijn opgediept worden. Deze prefabs zijn eveneens geliefd bij mensen, die vreemde talen leren. Niet alleen om de efficiëntie waarmee je in één klap heel wat woorden correct aan elkaar hebt gebreid. Maar ook omdat het dan zo echt en authentiek klinkt.

Reden genoeg voor een quiz over Duitse taal-prefabs.

 

Meer weten over dit onderwerp? Lees dan:

Schilperoord, J. & Cozijn, R. (2010). The representation and processing of fixed and compositional expressions. In M. Everaert, T. Lentz, H. de Mulder, O. Nilsen, and . Zondervan (Eds). The linguistics Enterprise: from knowledge of language to knowledge in linguistics (pp. 291-314). Linguistics Today, John Benjamins.

Fouten maken of: Je kapmes in taalverwerving.

In NRC van 11 juni 2021 verscheen onder het kopje “Intelligent falen: zo doe je dat“ een kort stukje van Ben Tiggelaar over een webinar met Harvard prof Amy Edmondson, waarin zij in een praktische taxonomie drie soorten falen presenteerde. Dat heeft mij geïnspireerd om weer eens na te denken over de functie van fouten maken bij het leren van een vreemde taal en mijn overtuiging, waar ik al lang mee rondloop op papier te zetten. 

Fouten maken is niet alleen normaal en vergeeflijk bij het leren van een vreemde taal. Fouten zijn noodzakelijk en essentieel.

Fouten zijn het kapmes waarmee je je een weg baant door de jungle van een vreemde taal. Want hoe ontstaan “fouten” bij het taal leren? Ze ontstaan eenvoudigweg door de regels en regelmatigheden die je kent uit je moedertaal toe te passen op een nieuwe situatie, een andere taal, en ze daar uit te proberen. Dat is creatief, moedig en spannend. Fouten zijn experimenten. Het is in ieder geval iets dat moet worden gesteund en aangemoedigd, en zeker niet onderdrukt of bestraft. 

Hoe ga je als leerkracht ermee om? In het kort: Respectvol, liefdevol en creatief. 

Als je kind „woonwoelewaar“ of „bobbywarmer“ of „mamanaise“ zegt, wat doe je dan? Heel hard „fout“ roepen? Of genieten van de verrassend creative prestatie en het grappige en geestige resultaat ervan? Je ziet en waardeert de poging, de moed, om iets te zeggen. En je biedt hooguit een alternatief, dat in de doeltaal „correcter”, of laten we zeggen gebruikelijker en misschien succesvoller is.

Hoe ga je er als leerling, student mee om? Gooi je machete niet weg! Koester je dapperheid, om in de onbekende wildernis van een vreemde taal op eigen houtje je weg te vinden. Wees je ervan bewust, dat je niets doms doet, als je een fout maakt. Kijk en luister, hoe je taal-ranger het doet en doe hem na. 

En, laten we niet vergeten, dat taal een levendig iets is, die iedere seconde verandert en meebeweegt met het leven. Wat vandaag een fout is, is morgen normaal en overmorgen de regel.

Willkommen!

Taal is muziek, of: Surfen op de klank

Het is zo vanzelfsprekend, dat we het vaak vergeten: Taal is niet alleen inhoud en betekenis. Taal is ook klank, ritme, melodie. 

Wat we willen zeggen bedenken we met onze hersenen. Maar dat we het daadwerkelijk zeggen, dus dat we het naar buiten brengen, dat iemand anders het kan horen en begrijpen, daarvoor hebben we ons lichaam nodig. Dat doen we met onze stembanden, mond, kaak, tong, lippen, tanden, gehemelte, de lucht uit onze longen, het middenrif en noem maar op. Ons hele lichaam is betrokken bij het spreken, het zet al onze briljante en intelligente ideeën om in verstaanbare klank. Daar staan we bijna nooit bij stil, want het gaat als vanzelf, makkelijk, onbewust, automatisch. 

Als je een vreemde taal leert is het echter wel nodig om daarbij stil te staan. Want elke taal heeft haar eigen typische klank, haar eigen bepaalde melodie en kenmerkende ritme. 

En dat moet je leren kennen en oefenen. 

Je moet als het ware je lichaam – als een instrument – afstemmen op de vreemde taal.

Spreken gaat zeker in het begin allesbehalve automatisch of makkelijk in een vreemde taal. Het voelt vreemd. Soms zelfs genant. Zeker niet natuurlijk of vanzelfsprekend. We zijn niet op ons gemak. Hoe moeten we die rare woorden uitspreken, waar zitten de klemtonen, hoe verdelen we de accenten? Al deze vragen culmineren in een gevoel van onzekerheid en angst om te spreken. Omdat we nog geen lichamelijke routine hebben.

Als je zelfvertrouwen wilt ontwikkelen in een vreemde taal dan is het dus belangrijk om ook en vooral aan dit fysieke aspect te werken en niet alleen aan woordenschat en grammaticakennis. 

En hoe dan? Natuurlijk is het in eerste instantie belangrijk, om aan de uitspraak, de articulatie van losse woordjes en letters (of beter: klanken) te werken. Je moet dus weten, dat bijvoorbeeld in het Duits een „u“ of „a“ of „o“ met puntjes erop anders klinkt dan zonder. En dat de letter „z“ klinkt als een „ts“ en dat de „-ik“ of de „-in“ aan het einde van een woord bijna nooit de klemtoon draagt.

Maar eigenlijk is het nog belangrijker, dat je de melodie, de intonatie, het ritme van hele zinnen, zinsneden of uitdrukkingen onder de knie krijgt. Of nog beter de „sound“ van een taal.

Als je de ritmisch-melodische bouwstenen beheerst, dan kan de klank je dragen door de taal: dan gaat spreken automatisch, als vanzelf. Dan zoef je op de fysieke routine van je klankbeheersing door de taal als een surfer op de golfen van de zee. En gek genoeg maak je dan ook minder fouten. 

Dat alles is makkelijk aan te leren: door mee te spreken met ondertitelde films en series, door mee te zingen met Duitse liedjes en na te spreken, wat Duitse collega’s, vrienden, kennissen zeggen. Gewoon een keer niet nadenken over grammatica maar imiteren en overdrijven wat je hoort.

De kers op de taart van de taalbeheersing

“Wat is het kortste boek ter wereld? Het Duitse-moppen-boek“.

Duitsers hebben geen humor! Ze zijn „bierernst“ en gaan, als ze willen lachen, naar de kelder. Dat is tenminste wat anderen over Duitsers denken.

Duitsers zelf denken daar anders over. Ze vinden dat ze wel degelijk humor hebben. Volgens een enquête van „Der Spiegel“ denkt 74% van de mannen en 69% van de vrouwen dat ze een zaal vol mensen aan het bulderen kunnen krijgen, mits ze op dreef zijn. En 87% van de mannen en 91% van de vrouwen geven aan, dat ze over zichzelf kunnen lachen. Tenminste geen gebrek aan zelfvertrouwen! Sinds 2005 is er zelfs een “Deutsches Institut für Humor” (https://www.humorinstitut.de) met als doel humor als competentie aan de gereedschapskist voor de dagelijkse business-communicatie toe te voegen. Daarbij gat het erom, om een goed evenwicht te vinden tussen seriositeit en humor.

 

Kijk naar deze presentatie van het Humorinstitut:

 

Hoe het ook is met de Duitsers en hun humor, het blijft een feit, dat humor, grappig of komisch zijn, ironisch of sarcastisch in een vreemde taal, toch zo bijna het uiterste is wat je kunt bereiken. Dus minimaal niveau B2 of C1.

Het begint ermee, grapjes, moppen, ironie überhaupt te herkennen en te begrijpen. En vervolgens te lachen, als iedereen lacht. Meelachen. En niet drie minuten later. En dan: zo hard lachen als de anderen. Niet bulderen als het een flauwe mop is en niet onzeker glimlachen als iedereen het uitschatert. Dat is de kunst.

Uit het perspectief van taalbeheersing is moppen vertellen een masterpiece al dan niet hét kroonjuweel. Kortom: de kers op de taart van spreekvaardigheid!

Het vraagt om perfecte timing, goede uitspaak, volmaakte intonatie. Moppen vertellen is dus de ideale taaloefening – ook voor degene, die op zich geen moppenverteller is.

Ik zou dus zeggen: Zoek een leuke mop uit, ga ermee aan de slag, lees hem een paar keer hardop – pokerface, niet zelf lachen – probeer hem uit je hoofd te leren en vertel hem bij een passende gelegenheid. Misschien eerst in kleine vertrouwde kring en daarna pas op de werkvloer.

Zeer korte moppen

Wie nennt man einen Boomerang, der nicht zurückkommt? – Stock

Kennst du die kürzeste Horrorgeschichte der Welt? Sie geht so: Montag!

Was steht auf dem Grab eines Managers? „Hier könnte Ihre Werbung stehen!“

Ein hungriger Tiger begegnet einem Ritter in voller Rüstung. Tiger: “So ein Pech, schon wieder Dosenfutter!”

Was ist der Unterschied zwischen einem PC und einem Mann? Dem PC musst du alles nur einmal sagen.

Letzte Nacht von der Arbeit geträumt. Werde dafür drei Überstunden berechnen.

Zwischen Weihnachten und Silvester arbeiten ist nicht schlimm. Zwischen Silvester und Weihnachten arbeiten: das ist schlimm!

Korte moppen

Auf dem Markt werden Gehirne verkauft. Die von Frauen kosten nur die Hälfte. Warum?

Antwort: “Weil Sie gebraucht sind!”

 

Was macht ein Holländer, nachdem sein Land die Fußballweltmeisterschaft gewonnen hat?

Er macht die Playstation aus und geht ins Bett.

 

Heute vor einem Jahr auf einem Markt in China:

“Einmal die gebratene Fledermaus bitte!”

“Die ist aber noch nicht ganz durch …”

“Ach, davon wird die Welt schon nicht untergehen …”

 

Was macht ein Mathematiker, der Angst hat, dass im Flugzeug eine Bombe ist?

Er nimmt eine eigene Bombe mit, da die statistische Wahrscheinlichkeit, dass sich in einem Flugzeug zwei Bomben befinden, nahezu null ist.

 

Definiere Deutschland: Deutschland ist, wenn du der Krankenkasse bestätigen musst, dass dein zweijähriger Sohn kein Einkommen aus Arbeit oder Miete bezieht.

Lange moppen

Die häufigste Lüge …

… in der EDV: “Es funktioniert!”

… des Projektmitarbeiters: “Gleich fertig!”

… des Projektleiters: “Alles im grünen Bereich.”

… vom Vertriebsleiter: “Ich warte noch auf die finale Rückmeldung.”

… vor dem Meeting: “Es dauert nicht lange.”

… im Meeting: “Ich kümmere mich darum.”

… im Büro des Chefs: “Chef, das ist wirklich eine gute Idee.” 

 

Topmanager

Ein Unternehmen hat seine Spitzenleute auf ein teures Seminar geschickt. Sie sollen lernen, auch in einer ungewohnten Situation Lösungen zu erarbeiten, rasch und zielgerichtet zu entscheiden.

Am zweiten Tag wird einer Gruppe von Managern die Aufgabe gestellt, die Höhe einer Fahnenstange zu messen. Sie gehen hinaus auf den Rasen, beschaffen sich eine Leiter und ein Bandmass. Die Leiter ist aber zu kurz. Also holen sie noch einen Tisch, auf den sie die Leiter stellen. Es reicht immer noch nicht. Sie stellen noch einen Stuhl auf den Tisch. Da das alles sehr wackelig ist, fällt der ganze Aufbau immer wieder um. Alle reden gleichzeitig. Jeder hat andere Vorschläge zur Lösung des Problems. Es ist ein heilloses Durcheinander.

Da kommt ein Ingenieur vorbei, sieht sich das Treiben ein paar Minuten lang an. Dann zieht er wortlos die Fahnenstange aus dem Boden, legt sie hin, nimmt das Bandmass und misst die Stange von einem Ende zum anderen. Er schreibt das Ergebnis auf einen Zettel und drückt ihn zusammen mit dem Bandmass einem der Manager in die Hand. Dann geht er wieder seines Weges.

Kaum ist er um die Ecke, sagt einer der Top-Manager: “Das war wieder typisch Ingenieur! Wir müssen die Höhe der Stange wissen und er sagt uns die Länge! Deshalb lassen wir diese Leute auch nie in den Vorstand“.

 

Schuberts Unvollendete

Ein Vorstandschef hat eine Einladung zu einem Konzert bekommen, bei dem Schuberts Unvollendete aufgeführt werden soll. Er hat aber keine Zeit an dem Abend. Deshalb schenkt er die Eintrittskarte seinem Controller.Am nächsten Tag treffen sich Vorstand und Controller: “Wie hat es Ihnen gefallen?” fragt der Chef. Da antwortet der Controller: “Ich leite Ihnen meinen Bericht heute Nachmittag zu.”In dem Bericht war folgendes zu lesen:

a) Die 4 Oboisten hatten über einen längeren Zeitraum hinweg nichts zu tun. Ihre Anzahl sollte gekürzt und deren Aufgaben auf das gesamte Orchester verteilt werden, damit Arbeitsspitzen vermieden werden.
b) Die 12 Geiger spielten alle die gleichen Noten, die Anzahl der Mitarbeiter in diesem Bereich sollte daher drastisch gekürzt werden. Sollte hier tatsächlich eine große Lautstärke erforderlich sein, so könnte die mit einem elektronischen Verstärker erreicht werden.
c) Das Spielen von Viertelnoten erforderte einen hohen Aufwand. Dies scheint mir eine übertriebene Verfeinerung zu sein. Ich empfehle daher, alle Noten auf die nächst liegende Halbe aufzurunden und dafür Studenten und Mitarbeiter mit geringeren Qualitäten einzusetzen.
d) Es ist wenig sinnvoll, die Hornisten Passagen wiederholen zu lassen, die die Streicher bereits gespielt haben. Würden derlei überflüssige Passagen gestrichen, könnte das Konzert von 2 Stunden auf 20 Minuten gekürzt werden.
e) Hätte Schubert dies alles beachtet, dann hätte er ohne Zweifel seine Sinfonie beenden können.

Taalgevoel, of de meest efficiente weg naar taalbeheersing

Wat is eigenlijk taalgevoel?

Volgens wikipedia is taalgevoel de „intuïtieve, niet-reflectieve en onbewuste herkenning van wat als correct of passend wordt ervaren…“ https://de.wikipedia.org/wiki/Sprachgefühl

Heerlijk dat taalgevoel: Je hoeft niet na te denken en weet toch wat correct is en wat fout.
Het klinkt echter alsof het aangeboren is; je hebt het of je hebt het niet. Een bijzonder talent, een cadeau van moeder natuur.
Of kun je het misschien toch leren? Of tenminste ondersteunen?
In ieder geval zou het heel erg praktisch en leuk zijn om over heel veel taalgevoel te beschikken, want taalgevoel is vooral één ding: het is razend snel. Je intuïtie is duizend keer sneller dan het slimste superbrein en helpt daarom enorm bij het leren en het spreken van een vreemde taal.
En over niets wordt door leerlingen Duits meer geklaagd dan over het tempo, en dat het zo lang duurt, en dat het zo omslachtig is voordat je de juiste oplossing gevonden hebt …  Niemand zegt, dat het onmogelijk is de Duitse grammatica te snappen. De meeste leerlingen zijn zelfs verbaasd over hoe logisch alles is opgebouwd. Alleen, en daar hebben ze gelijk in, het duurt eventjes voordat je in je hoofd het riedeltje vragen hebt afgespoeld dat je bijvoorbeeld bij de juiste naamval brengt:

    • welk geslacht heeft het zelfstandig naamwoord?
    • is het enkelvoud of meervoud?
    • is er een voorzetsel, dat de naamval bepaalt?
    • welke naamval bepaalt het voorzetsel?
    • is het misschien een keuzevoorzetsel?
    • als het een keuzevoorzetsel is, welke naamval vraagt het dan?
    • als niet een voorzetsel de naamval bepaalt, is er dan misschien een werkwoord met een vaste naamval?
    • of een koppelwerkwoord?
    • als dat niet het geval is welke naamval is het dan?
    • welke vraag kun je dan stellen? Wie? Aan wie? Wat? Of van wie?

Met een Duitse klant aan de telefoon of midden in een belangrijke onderhandeling met een Duitse leverancier duurt dit echt veel te lang. Het is dus de moeite waard om verder na te denken over wat taalgevoel eigenlijk is en of je het niet toch kunt leren of tenminste bevorderen of ondersteunen. Professor Hermann Funk van de Schiller-Universität Jena brengt ons met zijn definitie van taalgevoel dichter bij een positief antwoord op deze vraag.
Hij vraagt namelijk niet, wat taalgevoel is, maar hoe taalgevoel ontstaat en door deze fijne draai komt de haalbaarheid plotseling binnen handbereik.
Het antwoord is onvoorstelbaar simpel:
Taalgevoel ontstaat als je iets vaak genoeg hoort of ziet of doet. Taalgevoel is niets anders dan het gevoel: Dit heb ik al eerder gehoord, gezien, gelezen of zelf gezegd. Dit komt mij bekend voor.
Taalgevoel is dus herkenning, herinnering, routine. Door talloze herhalingen ontstaan eerst dunne sporen, dan tracks en trails, paden, wegen en uiteindelijk snelwegen in onze hersenen. En op deze „snelwegen“ ontstaat het heerlijke taalgevoel dat je haast moeiteloos door een vreemde taal laat zoeven.

Als dat geen goed nieuws is!

„Wege entstehen dadurch, dass man sie geht“ (Antonio Machado)

Want paden, wegen, snelwegen kun je maken, die kun je aanleggen! Die kun je onderhouden, verbreden, met elkaar verbinden en zelfs weer verwijderen mochten ze nergens toe leiden. Je kunt een heel wegennet plannen en realiseren!

En waar is het addertje? Nergens!

Je moet het alleen doen. Je moet de paadjes en wegen en snelwegen in een vreemde taal zelf aanleggen. Je kunt dat niet aan een aannemer overlaten. Je moet zelf vele malen over de steppe lopen, door de bosjes fietsen, de schop ter hand nemen, met de bulldozer keer op keer over dezelfde plek rijden voordat er een pad ontstaat. En je moet de paden en wegen blijven gebruiken, want anders verwaaien ze weer.

En wat betekent dat in de praktijk op het gebied van taalverwerving nou precies?

Wederom heel simpel gezegd: Niet denken maar doen!
Doe minder grammatica invuloefeningen, denk niet te veel na over waarom het hier de derde en niet de vierde naamval moet zijn. Denk niet dat kennis van de regels essentieel, laat staan voldoende is bij het leren van een vreemde taal. Doe meer makkelijke, eenvoudige, simpele of als je wilt stompzinnige dingen als lezen, (over)schrijven, luisteren en naspreken. Kijk naar films en lees hardop de ondertitels mee. Luister naar liedjes en zing mee. Schrijf belangrijke zinnen en uitdrukkingen op, neem deze over van internet, uit boeken, van collega’s, van je trainer. Laat een native speaker een audio-opname maken. Herhaal deze zinnen zo vaak mogelijk en gebruik ze zo snel en zo veel mogelijk in de praktijk. En ook belangrijk: Probeer je beledigde intellect, je werkeloze hoofd te overtuigen, dat het even pauze heeft. Dat het vanuit de zijlijn mee mag kijken hoe het uitzinnig mooie wegennet, de Zesbaans-Highway-Duits gaandeweg ; ) ontstaat.

 

 

Kijk ook naar dit filmpje over “Sprachgefühl” uit het mini hoorcollege van Prof. Hermann Funk

 

 

 

Planning is alles …

Wist je dat je het oneindige aantal van mogelijke Duitse zinnen terug kunt brengen tot een beperkt aantal bouwmodellen? Er zijn „maar“ 36 bouwplannen voor Duitse zinnen. Meer niet. Van deze 36 bouwplannen zijn er 23 hoofdmodellen. En dat aantal kan nog weer teruggebracht worden tot de 6 meest frequente modellen. Dat lijkt mij persoonlijk een beheersbare aantal structuren. Het herkennen van een steeds terugkerende zinsopbouw biedt niet alleen houvast bij het luisteren en begrijpen maar ook zekerheid bij het spreken.

Als je bijvoorbeeld herkent, dat de onderstaande zinnen, zo verschillend ze inhoudelijk ook zijn, allemaal variaties van eenzelfde model zijn, dan komt de hoeveelheid “vreemde taal” eventueel minder bedreigend over en de betekenis komt een stuk dichter bij.

De bouwplannen van zinnen werken bewust of onbewust als een soort kompas voor het begrijpen en als een soort mal voor het spreken en schrijven. Het kan dus enorm helpen en het leerproces versnellen, als je je van de meest gebruikte Duitse bouwplannen bewust wordt, deze leert en vervolgens met een groeiend vocabulaire vult en varieert.

Werkplaats Duits - Dé plek om Duits te leren

Van ontleden naar samenvoegen

Ontleden betekent dat je iets uit elkaar haalt om te kijken hoe het in elkaar zit. Als je een bloem ontleedt, dan zie je hoeveel kroonbladeren en keelbladeren de bloem heeft, hoe de helmknoppen en helmdraden aan elkaar hangen en alles wederom verbonden is met de stamper.

Ontleden noem je ook, wat de anatomist in de ontleed- of snijkamer doet, om te zien hoe de organen, vaten, spieren, botten van het menselijk lichaam in elkaar zitten. En ook de techniek waarmee een slager dieren zorgvuldig in stukken deelt heet ontleden.
En ook de taalwetenschapper ontleedt de taal door zinnen in stukjes te verdelen om de grammaticale regels te ontdekken.
In ieder geval sta je na het ontleden met een berg losse stukjes, elementen, onderdelen.
En je hebt door het ontleden de kennis verworven hoe alles ooit in elkaar heeft gezeten.

(Dat is wetenschap: kapot maken in ruil voor inzicht.)

Dat is mooi. De vraag is echter, of je de puzzel vervolgens ook zonder meer weer in elkaar kunt zetten? Kun je als je kunt ontleden automatisch ook samenvoegen? Is synthese niets anders dan een omgekeerde analyse? Ik heb er zo mijn twijfels.

Het lijkt mij in ieder geval handig en nodig, om op het gebied van taalverwerving vooral ook het samenvoegen te oefenen. Want dat is wat je uiteindelijk wilt bereiken: zinnen maken, vloeiend spreken, leuke en correcte teksten schrijven.

 

Oefening

Deze oefening is geschikt om woorden tot zinnen samen te voegen en daarbij de inzichten van het ontleden toe te passen. Het werkt als volgt:

  1. Kies een woord uit kolom 1.
  2. Kies een woord uit kolom 2.
  3. Kies twee woorden uit kolom 3.
  4. Vervoeg het werkwoord uit kolom 2 zo dat het bij het onderwerp uit kolom 1 past.
  5. Vervoeg de woorden uit kolom 3 door te vragen
    1. Aan/voor wie? ➜ 3de naamval
    2. Wat? ➜ 4de naamval 
  1. Maak zoveel mogelijke zinnen.
  2. Voeg woorden, die je vaak moet gebruiken toe aan de tabel en oefen deze op dezelfde manier.

Voorbeeld

Werkplaats Duits - Dé plek om Duits te leren

Duitse spreekoefeningen met je mobiel

In december 2020 kwam er een einde aan een van de meest hoopgevende technologische ontwikkelingen op het gebied van taalverwerving – zonder dat die ooit de Nederlandse markt had bereikt. AzAR de „Apparat zur Akzentreduzierung“ is een software, die werd ontwikkeld om de gevorderde taalleerling accentvrij te leren spreken. In het kort en zonder technische expertise uitgelegd kwam het erop neer, dat je spreekritme en melodie in een curve zichtbaar werd gemaakt en dat je die tot dekking moest brengen met de curve van een moedertaalspreker. Kortom: de droom van iedere taaltrainer! 

Ondertussen is deze vrij ingewikkelde en dure manier van uitspraaktraining meer of minder terloops en onbedoeld ingehaald door het slimme en creatieve gebruik van je mobiel. 

Zo geeft professor Hermann Funk van de Friedrich Schiller Universität Jena in zijn bezienswaardige mini hoorcollege „Sprachbegleitung einfach machen! Folge 6“ creatieve tipps, hoe je je mobiel kunt inzetten bij het leren van een vreemde taal. Uit de vele goede ideeën zou ik er graag één willen kiezen en de focus richten op de mogelijkheid, je uitspraak te controleren met behulp van de dicteerfunctie van je mobiel. Het kan niet makkelijker: Zorg ervoor dat je via de wereldbol (links van de spatiebalk) de doeltaal instelt en gebruik vervolgens de dicteerfunctie om een tekst in te spreken. Het mobiel zal vervolgens opschrijven en laten zien wat het „hoort“. (Het is zeker handig, als je in het begin ook een geschreven versie van de tekst hebt, zodat je kunt vergelijken). Dat kan in het begin verbijsterend zijn, maar het is vooral ook grappig en leerzaam. Streef niet naar perfectie maar probeer dichterbij te komen bij de juiste klank van de geschreven taal en gaandeweg zal je beter worden. Naast een spreekoefening is het een superleuke herhalingsoefening van belangrijke zinnen, uitdrukkingen en woorden!

En wees gerust: zo meedogenloos en objectief als de taalherkenningssoftware van je mobieltje zijn de natives meestal niet!

Kijk eerst, als je wilt naar het hoorcollege van professor Hermann Funk:

 

Inspreekoefening

Nu kun je ermee beginnen teksten in te spreken. Begin bijvoorbeeld met een of twee van de onderstaande zinnetjes. Of kies iets willekeurigs van internet, uit een Duitse krant, tijdschrift of boek.

Oefen vooral dat wat je wilt kunnen. Veel plezier en succes!

 

Im Café

Guten Tag!

Ist dieser noch Tisch frei?

Darf ich mich zu Ihnen setzen?

Einen Moment bitte! 

Eine Sekunde, ich schaue noch….

Ich hätte gern einen Kaffee! 

Ich nehme einen Café Latte.

Einen Latte Macchiato bitte.

Oder nein, lieber doch einen Milchkaffee.

Haben Sie auch koffeinfreien Kaffee?

Ich würde gern eine Kleinigkeit essen.

Haben Sie auch Kuchen oder Gebäck?

Ich hätte lieber etwas Herzhaftes, ein Sandwich oder ein belegtes Brötchen.

Was würden Sie mir empfehlen?

Ich würde gern zahlen!

Kann ich mit Karte zahlen?

Haben Sie auch Kaffee to go?

 

Small Talk

Guten Tag!

Guten Abend!

Hallo!

Darf ich mich vorstellen?

Ich bin Barbara Bakker.

Ich heiße Sandra Schmidt.

Ich lebe in Österreich.

Freut mich, Sie kennen zu lernen!

Angenehm!

Woher kommen Sie?

Ich komme aus den Niederlanden.

Wie war Ihr Name nochmal?

Was machen Sie am Wochenende?

Das Wetter ist ja ziemlich schlecht.

Morgen soll es regnen.

Aber am Wochenende wird es wieder schön!

Ich bin viel beruflich unterwegs.

Machen Sie hier Urlaub?

 

Geschäftliche Telefonate

Guten Tag, mein Name ist Eric Jansen von der Firma Jansen und Jansen.

Schön, dass ich Sie erreiche.

Ich würde gern Frau Schulze sprechen.

Es geht um Folgendes.

Können Sie ihr ausrichten, dass ich angerufen habe?

Ich gebe Ihnen die Handynummer.

Ich schicke Ihnen das Angebot heute noch.

Ich schicke es Ihnen per E-Mail.

Nein, nein, das haben Sie falsch verstanden.

Es tut mir Leid, aber da kann ich Ihnen nicht weiterhelfen.

Haben Sie noch Fragen?

Sie können mich jederzeit anrufen.

Wie ist Ihr Name bitte?

Könnten Sie das bitte buchstabieren?

Ich kann Ihnen leider nicht weiterhelfen.

Ich verstehe Ihren Ärger.

Sie sind sicher verärgert, das verstehe ich!